Zodra we in Afrika arriveerden – eind januari – ging ik als vanzelf over het begrip ‘tijd’ nadenken.
Ik nam mij voor om vast te houden aan een oud gezegde: erger u niet, verwonder u slechts. Dat tweede heeft tot nu toe gelukkig de overhand.
Terwijl wij Nederlanders veel geld hebben, hebben ze op de Kaap Verden vooral veel tijd. Ze hebben in Afrika sowieso meer tijd dan wij, dat weet iedereen. Toch kwam ik er na een uitgebreide rekensom achter dat elke Afrikaan over exact evenveel tijd beschikt als de gemiddelde Nederlander. Elke dag opnieuw. Maar ik weet ook dat ‘harde’ cijfers niet altijd een goed beeld geven van de werkelijkheid. En zodoende hebben Afrikanen toch meer tijd.

Het eerste wat je moet overnemen als je een ander land bezoekt is hun tijd. Dat begint al meteen met de nationale tijd. Hoe laat is het hier? (Hoe vaak wij de klok al niet hebben moeten verzetten en zelfs weer terug). Ook de siësta heeft ons de eerste paar maanden bezig gehouden. Hoe deelt het volk hun tijd in. Winkels en havenkantoren die de hele middag gesloten zijn, maar wel weer tot 10 uur ’s avonds open zijn. Niet zelden keerden we ’s middags onverrichte zaken huiswaarts, een beetje beschaamd dat we nog zo vast zaten aan Nederlandse tijden.
Naast de klok moet je je ook aanpassen aan het ritme van een land. Er zijn een aantal landen die nog sneller voortrazen dan Nederland, maar de meeste landen die wij aandoen zijn vooral trager.
Zo komt er op het eiland Sao Nicolau een Afrikaanse man aan gepeddeld om zijn diensten aan te bieden. Hij kan de boot schoonmaken en ons helpen met water tanken. Ik vraag hem of hij onze scepter kan lassen. Hij zegt dat hij over een uur terug is met zijn vriend. Dat wordt 24 uur. Tot mijn genoegen erger ik mij niet. Ik verwonder me er niet eens over. Dat had ik wel gedaan als hij werkelijk een uur later al terug was geweest.
Misschien komen we langzamerhand toch wat losser van de Nederlandse tijdbeleving.

Onlangs kwam ik in gesprek met een mede zeiler waarbij hij z’n verbazing uitte het over het vele telefoon gebruik van de jeugd. Nu vind ik dat niet een eigenschap die alleen voor jongeren geldt, maar dat terzijde. Ik vroeg me die avond af wat het verschil is tussen een treincoupé waarbij tien mensen op hun telefoon kijken, of tien mensen die een boek aan ’t lezen zijn. Ik vind daar weldegelijk verschil tussen zitten en vind de boeklezers daarbij in het voordeel, maar wát dan precies het verschil is…?
Na een tijd denken kwam ik ook hier bij het begrip ‘tijd’ uit.
Een boek gaat pas leven als het gelezen wordt. Leg je het weg dan staat de tijd stil – een uur, een dag, een jaar – en zodoende mis je niets. Sla je het boek weer open dan gaat de tijd weer stromen en komt het verhaal tot leven. Een boek wacht geduldig totdat jij tijd hebt. Daardoor heb jij de regie en leg je het makkelijker weg.
Dan een telefoon. Je mist nogal wat als je ‘m een half uur uit hebt staan, heb ik van horen zeggen. Waar de telefoon doorgaans voor gebruikt wordt – whatsapp, facebook, instagram – heeft te maken met de échte tijd. En die raast altijd door. De tijd wacht op niemand.
Als ik iemand die met z’n telefoon bezig is de weg moet vragen voelt het altijd een beetje als storen. Bij iemand die een boek leest heb ik dat minder. Bij iemand die niets aan ’t doen is (waar vind je ze nog) is het helemaal makkelijk. Ik weet dat er een klein taboe heerst op ‘niets doen’, maar die wil ik graag doorbreken. Niets doen is een goede optie, omdat je je dan beschikbaar opstelt tegenover de echte wereld. Om van de overige voordelen nog maar te zwijgen.

Een mooiere ontdekking betreffende de ‘tijd’ had ik een paar maanden geleden.
Ik kampeerde met mijn beste vriend in de bergen op Gran Canaria. Omdat de tent te klein was voor twee (en omdat ik liever buiten slaap) lag ik die nacht op het gras onder de sterrenhemel. Ergens in de nacht werd ik wakker en genoot ik van dat moment. Ik lag daar roerloos in het gras en er was geen licht behalve dat van de sterren. Er was geen enkel geluid en ik voelde geen zuchtje wind. Ik had het niet warm, maar ook niet koud. Ik leek in een soort vacuüm te zitten. Het was absoluut stil zonder dat het beangstigend was. Hoe kan het dat ik dit overdag nooit voelde?
Een paar dagen later vond ik het antwoord in een boek van Coen Simon. Hij wees mij erop dat het grote verschil tussen dag en nacht niet het licht was, maar de tijd. ’s Nachts ontbreekt de tijd die overdag zo nadrukkelijk aanwezig is. De nacht is één groot veld en stopt pas als het dag wordt. Misschien had ik dat gevoeld die nacht, het ontbreken van de tijd.
En misschien was het daarom dat Jenneke en ik ’s zomers zo graag in de tuin sliepen. Mede om ’s nachts af en toe wakker te worden, de sterren te zien en het ontbreken van de tijd te voelen.

Veel tijd hebben is heerlijk, geen tijd hebben is magisch.