Na maanden van gezelligheid in Suriname lagen we afgelopen weken op Tobago. Een eiland waar we maar moeizaam contact kregen met de lokale bevolking en waar het veelal ontbrak aan andere zeilers, maar waar we volop genoten van de natuur. We verkenden het eiland door in vier weken de westkust af te zakken (zie googlemaps).

2 juni
Buccoo bay. Het zal vandaag druk worden (feestdag) en dat betekent harde muziek. Om 16.00 verkassen we naar Mount Irvine bay, 40 min. motoren. Een rustig baaitje. We verkennen de baai onder water, zien een manta rog en kopen een andere vis op de markt.
De dichtstbijzijnde supermarkt is een half uurtje lopen en we eten voornamelijk ui en wortel als groente. Veel meer hebben ze niet. Oja, kool. ’s Middags maak ik twee lieren schoon. Dat moest al lang, maar ik zag er tegenop. Het leek me ingewikkeld en ik zag bijvoorbaat allerlei kleine veertjes en pinnetjes het water in vallen. Maar dat is niet gebeurd en nu zijn ze weer schoon en ingevet en lopen weer als tweedehands.

6 juni
Jenneke heeft weer een wandeling bedacht. Op internet sprokkelt ze informatie bijeen om zo tot een plan te komen wat een redelijke kans van slagen heeft. Er zijn hier zeer weinig wandelpaden maar we komen er achter dat je in de droge tijd heel goed via beekjes de bergen in kunt gaan. Langs de stranden lopen we naar het dorpje Plymouth. Vanaf daar verder de bergen in via de weg. Na een half uurtje krijgen we een lift en later nog een. Het moeilijkste deel zit er op; het vinden van de rivier. Vanaf nu volgen we de stroom en lopen op onze surfschoentjes door het water. Het is stil en koel en vooral heel groen. Kolibri’s en ijsvogels vliegen ons om de oren. We beklimmen de hoge waterval en zwemmen in de kleine poelen. Heerlijk helder zoet water. Langs de beek staan veel mangobomen en we plukken alleen de allerbeste.

7 juni
Op mijn privé strandje – waar ik ’s ochtends vaak ben – werk ik aan een nieuwe blog. Hier heb ik tenminste geen afleiding. Hoewel, als ik net bezig ben zie ik hoe een flinke hagedis ter nauwer nood ontsnapt aan de aanval van een slang. Verder op zie ik twee hagedissen een paringsdans doen waarbij de kelen groot en kleurrijk opzwellen. De blog vordert maar moeizaam.
’s Avonds maken we pizza en kijken een slechte film, tjonge wat een slechte.

10 juni
Tweede Pinksterdag. Vandaag fiets ik een keer niet de elfstedentocht, maar maken we de bilgen schoon. Onderweg naar de fruit en groente markt ondekken we een klein strandje waar niemand is. We gaan even kijken en zien warempel sporen van grote schildpadden in het zand. Hier moeten we vanavond heen!
Met halve maan en hoogtij lopen we rond 20.30 het strandje op. Langzaam en zonder zaklamp wandelen we naar de uithoek waar we zien een vers spoor zien, zeker van deze avond, maar geen schildpad. Vijf minuten later wel! Een lederschildpad van dik anderhalve meter komt net uit zee en graaft zich een weg door het zand. Wij gaan op afstand zitten en zien hoe hij langzaam een gat graaft met z’n achterpoten. Het is zo bijzonder om hierbij te zijn. Even later komt er een jongeman uit het dorp aanlopen. Hij houdt de de schildpadden in de gaten, voorkomt dat mensen eieren jatten en meet de schildpad op. Hij kan ons veel vertellen. Als de schildpad eieren legt is ze in trance en kunnen we dichtbij komen. (wij zijn ook een beetje in trance) Ze legt minuten lang verse eieren, zeker 80, en graaft het gat weer zorgvuldg dicht. Dan vertrekt ze weer naar zee. Het heeft haar zo’n anderhalf uur gekost.

11 juni
Om 15.00 halen we het anker op en zeilen naar Englishman bay, zo’n 12 mijl verderop. We moeten straf tegen de wind in, de zeilen strak en de golven over het dek. Tjonge, dit zijn we niet meer gewend. We kunnen het lang niet bezeilen en moeten steeds verder van de kust. Hm, gaan we een hoek zeilen van 20 mijl, of zetten we de motor aan voor anderhalf uur. Dat laatste. We zijn wellicht een beetje lui geworden, maar willen ook met daglicht de baai in varen. Om 17.45 gooien we het anker uit en duik ik ‘m achterna om te kijken of ie zich goed ingraaft. Dat doet ie. We liggen in de mooiste baai van het eiland. Als enige.

12 juni
We ontbijten op het strand en gaan daarna wandelen. We volgen weer een beekje en komen al snel in een prachtig stukje natuur. Na een tijdje komen we bij een waterval waar we niet tegenop kunnen en gaan op een steen zitten. Verder niets.
Gisteren sprak ik met een vrouw uit IJsland die wel benieuwd was waar wij zoal wandelden, zij wilden een gids in de arm nemen. Met dat in ons achterhoofd en het feit dat je hier prima kunt wandelen, maar dat er vrijwel geen paden zijn en zeker geen bordjes, hangen we sindsdien zelf maar bordjes op. Ik hak een bamboe paal tot plankjes, Jenneke schildert de tekst, ik lak ter bescherming en boor er gaatjes in en samen hangen we ze op. Als niemand hier op het eiland de sportievere buitenlanders van informatie voorziet doen we dat zelf wel.
Dus mensen kom wandelen op Tobago. De bordjes hangen er, kan niet missen.

13 juni
De volgende dag varen we door naar Parlatuvier bay. Volgens de pilot mooi en beschut. Wij treffen er veel vissersbootjes en slechte ankergrond. Stenen en rotsen, dit wordt niet wat. Over de volgende baai, Bloody bay, doet de pilot geen uitspraken, omdat het totaal niet beschut is. Dat zullen we zien. De pilot heeft ons nog nooit in de steek gelaten, maar eens moet de eerste keer zijn. En zie daar, een mooie baai met zandgrond en hoegenaamd geen deining. Maar wel muziek, aaargh! Wat jarenlang onze grootste vriend was is op Tobago onze vijand geworden. Muziek! Wie heeft dat bedacht!?
Ze kennen hier enkel computergemaakte muziek. Zo vreselijk lelijk, opgefokt, te hard en altijd van het zelfde. Wat een hekel. Ik hoop dat het tegen het avondeten zal bedaren. Ik begrijp er werkelijk niets van. In de bar is vrijwel niemand, op het strand evenmin. De boxen staan over de baai gericht en de barman hangt als een zak aardappelen in z’n stoel. En niemand die ook maar enigszins aan dansen denkt. Toch knalt de muziek maar door.
20.00 nog steeds.
22.00 nog steeds. Potdorie, er is daar níemand. Voor wie doen ze dit? Wie vindt dit leuk?
00.00 nog steeds. Ik denk dat ik krankjorum wordt.
Om 02.15 word ik wakker uit een slaap op de bank. Ik hoor vreselijk zingen en het blijkt dat de karaoke eindelijk is begonnen. Ik kan weinig zien en vermoed hooguit drie mensen. Om 02.30 schreeuwt de DJ dat ze even pauze doen, maar dat ze weldra doorgaan met de grote karaoke show. Mijn nieren zwellen op van ergernis. Om 03.30 word ik wakker en is het stil. Dit was bijna een bloody bay geweest.

14 juni
We lopen de Gilpin trail, zo’n beetje het enige en daarom bekende wandelpad op het eiland. Een prachtige en goed te volgen route, behalve voor lokale gidsen. Twee van hen slaan stijl achterover als we vertellen dat we de hele trail lopen (drie uur). En als ze er vanuit gaan dat we boven bij de weg gekomen wel een taxi terug zullen nemen of misschien een lift willen zegt Jenneke doodleuk dat we de trail ook teruglopen. De ene gids begint te zweten, de andere zegt niets meer. Een derde vertelt dat hij de trail altijd maar een half uurtje loopt met gasten en dat hij het eind nog nooit gehaald heeft. Ik grap dat hij wel met ons mee terug mag.

16 juni
We hebben niet zoveel meer te eten. Geen brood, geen boter, geen melk, geen koekjes, geen frisdrank. Het wordt nu echt armoedig. We gaan aan land om misschien naar een supermarktje te lopen. (een uur op z’n minst). Maar niet gegaan. Een half uurtje later zitten we aan een goede maaltijd. Gekregen van de kerkelijke bejaardenclub die uitgebreid zat te lunchen aan het strand. Wij zouden in ruil morgen wel muziek maken op hun bijeenkomst. En zo geschiede.
Later die middag ga ik aan land. Een nieuw strandje. Ik heb zin om alleen te zijn. Ik loop een klein paadje omhoog en zie op een uitstekende rots een schuurtje en een man erbij. Ik groet, hij komt naar me toe en zo maak ik kennis met Keizer Willem. De goeroe van het eiland. Hij laat me boekjes zien met tekens die hij vervolgens ook aanwijst in z’n hand. Hij vertelt over de geschiedenis van Tobago en over zijn taak als beschermer. Hij had ons heus wel binnen zien komen met de boot. Hij woont in een schuurtje van klei en hout. ‘Zelf gebouwd’ zegt ie. Binnen is het donker, vol en gronderig. Hij kookt op vuur, vangt regenwater op, heeft geen bank of stoel, enkel een krukje. Hij maakt zelf gitaren en harpen. Overal ligt hout, staan planten, scheppen, zakken en stenen. Zelf draagt hij een groen overall, versiert met wat andere lappen. Z’n haar in een doek en aan de voeten afgeknipte laarzen. We praten Engels, maar als ik iets niet begrijp schakelt ie over in het Duits, ‘je komt toch uit Holland?’. Hij kan ook Russisch en Hebreeuws. ’n Bijzondere man.

17 juni
’s Morgens vroeg peddel ik met de bijboot naar een verlaten strandje en probeer ik weer handig mee te surfen op een golf. Maar de golf is te hoog en ik te enthousiast. De hele boot slaat om en ik eronder. Alles wat in de boot zat drijft in de branding. Wat moet ik als eerste pakken, de boot, m’n slippers, de fender die we als bankje gebruiken, de camera in het waterdichte tonnetje misschien? Ik grijp als een dolle om me heen tussen de andere brekende golven. Als alles op het strand ligt lach ik tevreden, ja ik vind dit eigenlijk helemaal niet erg. En hoe ik terugkom door die branding, daar moet je niet aan denken.
Een nieuw strand verkennen is heerlijk. Het eerste wat ik doe is kijken of ik écht alleen ben, dat is noodzakelijk voor een goed gevoel. Dan kijk ik of ik dieren zie. Niets, maar wel sporen van schildpadden, dat geeft het strandje toch een soort status, ik ben op bijzondere grond. Voorzichtig volg ik de rivier een klein stukje (ik heb blote voeten aan) en verzamel wat kokosnoten. Even later ben ik druk bezig om een dam te bouwen en de loop van de rivier te veranderen. Geert zou hetzelfde doen. Ik ben aan ’t spelen.
Over spelen gesproken, ’s middags maken we muziek voor de senioren. Het is een uitwisselingsweekend tussen Trinidad en Tobago en de dames en heren zingen vrolijk mee. Een enkeling maakt dansende bewegingen. Naast de boeken, T-shirts en geld krijgen we wederom een maaltijd. Heel leuk om voor zulk dankbaar publiek te mogen spelen!

18 juni
Een visser komt aanvaren en zegt dat we de baai moeten verlaten omdat ze hun netten gaan uitzetten. Hm. Kan dat zomaar? Drie zeilboten wegsturen omdat ze moeten vissen. Tja, ik denk het wel. Gelukkig waren we toch al van plan om ’s middags te verkassen naar Pirates bay, dus dat kan net zo goed meteen. Een half uur later varen we weg, Guus ook. Wederom een uur tegen de wind en golven in beuken. Maar de baai is prachtig. Wij zijn omringd door steile bergen beplakt met alle soorten groen en kleine strandjes. Wat een uitzicht! Pelikanen vallen als bosjes uit de lucht en storten zich op de vis, terwijl de fregatvogels veilig in de lucht blijven cirkelen. Zij pakken de vis wel van de meeuwen af.

21 juni
Op het strandje haal ik 40 liter water met twee jerry cans.
Het is soms net alsof we in Afrika leven.

22 juni
Oke, de Gilpin trail kun je dan misschien nog zonder gids, maar de Pigeon Peak zeker niet. De top is volgens officiële bronnen 518m hoog.
Of 525m. Of 576m. Het lijkt ons veiliger om zonder lokale gids te gaan, wie weet zijn ze nog nooit op de top geweest. De lage wolken jagen door de beboste bergen, af en toe zien we de top. De zon is net op. Het is soms net alsof we in de Zwitserse alpen lopen. Het eerste uur is gemakkelijk, daarna wordt het moeilijker en al gauw zijn we als een stel apen omhoog aan ’t klauteren tegen een te steil pad, worstelend door bomen en planten en glibberig van de vele regen. Voor het eerst heb ik mijn gevonden hakmes nodig. Na een kleine drie uur zijn we boven en drinken we koffie uit de thermoskan en heerlijke cake. Uitzicht: 4 meter; bomen en planten, maar we zijn tevreden. Het geeft ons altijd een goed gevoel als het toch gelukt is. En je bent hier in de natuur vrijwel altijd alleen. Nouja, bijna alleen. Iets onder de top struikel ik bijna over een slang van 2,5 meter die dwars over het pad ligt. We nemen alle tijd om ‘m te bekijken en ik kan het niet laten om ‘m even aan te raken. Ik weet namelijk niets van slangen en denk dat deze niet giftig is.

Na wekenlang met z’n tweeën zeilen we maandag terug naar de gezelligheid. Naar Carriacou. Einde van het regenwoud en de eenzaamheid, maar weer een begin van nieuwe en oude contacten.