Een tijdje geleden logeerde onze broer en zwager Rik drie weken bij ons aan boord. Voor de verandering schreef hij een keer een blog. Een beetje link is dat natuurlijk wel, want je weet nooit wat die gasten precies over je gaan vertellen, maar wij geven dus bij deze ons medium even uit handen en laten Rik het woord doen.


Het is 6:00 en ik ben een halfuurtje op. De zon heeft mij gewekt vanaf mijn geïmproviseerde bed in de kuip van de Tutti, die Bart voor mij maakte van oude houten planken en waar Jenneke een paar vrolijk gekleurde lakens voor naaide. Ik houd ervan om, voor de tijd dat ik hier ben, een ochtendmens te zijn.

De zon
Als ik dit schrijf heeft de zon mij al op verschillende plekken wakker gemaakt; in de baai van het dorpje Portobelo, waar de Congolezen leven te midden van de ruïnes van hun Spaanse overheersers en waar de ‘Black Christ’ een legendarisch symbool van die bevrijding is. Ik ben wakker geworden met het uitzicht op het onbewoonde mini-eilandje Waisaladup waar we kokosnoten eten, Suze enthousiast ronddraaft en ik de wonderlijke schoonheid van de wereld onder water heb ontdekt. En ik ben wakker geworden op een plek waar petflesjes, halve tandenborstels, een dopje met ‘We Recycle’, een croq en honderden andere ondefinieerbare stukjes plastic in alle kleuren van de regenboog de leefwereld van pelikanen, apen, krokodillen, papegaaivissen en de Jesus Christ Lizard vervuilen. Panama verovert in al zijn schoonheid en lelijkheid mijn hart. De ene dag zweven er twee majestueuze mantaroggen in een reclamegids-achtige-omgeving voorbij, een andere dag is het een kakofonie van geluiden in een oerwoud waar apen, spinnen en slangen de baas zijn en Bart in zijn element. En weer een dag later is het oerwoud verdwenen en zijn er heuvels met steile klauterpaadjes waar Jenneke dapper omhoog hobbelt met Suze op haar rug.

Zo’n 3 jaar geleden stond ik op een steiger in IJmuiden hen uit te zwaaien terwijl de tranen over mijn wangen stroomden. Wij zagen elkaar tot dan toe elke week en zoals dat met sommige mensen in je leven is, je voelt je volkomen op je gemak en als ze vertrekken gaat er een stukje van jezelf met hen mee. En ik weet niet hoe dat werkt, al hebben we het wel geprobeerd, maar in de afgelopen drie jaar hebben wij nooit zo intensief contact gehouden. Maar als de Panamese chauffeur in de oude, overvolle bus met een noodgang over een smalle weg de baai indraait en ik Tutti zie liggen tussen de andere zeilboten weet ik wat ik gemist heb. Ik wurm me door de zweterige lijven naar de chauffeur die vraagt: “Aqui?” (hier) en ik antwoord trots: “Aqui”. Met de bruine backpack voor de helft gevuld met mijn spulletjes en de andere helft cadeautjes en zakken drop stap ik in de dinghy van de Duitse zeilers Ollie en Sandra en aan boord van Tutti. En daar beginnen we waar we een paar jaar geleden zijn gestopt.

De keerzijde
Een paar dagen voor ik op het vliegtuig stapte kreeg ik een brief van Jenneke: ‘Ik wil je even voorbereiden op de andere kant van de bounty-eilanden-plaatjes. Hier komt ie;
1. Alles schimmelt hier. Neem dus niet te mooie kleren mee.
2. Suze eet boeken. Neem dus niet te mooie boeken mee.
3. Wij eten geen boeken, maar wel eenvoudig. Het is dus misschien een beetje afkicken maar na een paar dagen ga je vast enorm meegenieten van een dropje na het eten en een beker schoon drinkwater.
4. Je loopt de hele dag met een zweet-plak-laagje op je huid. Rust mee vinden is het enige wat ertegen helpt’.

Aan boord geeft Jenneke wat extra tips:
5. Houd zoet en zout water kleding gescheiden. Zout water kleding blijft kleverig en klam.
6. Er is geen douche en geen wasmachine, waswater komt van de regen of van de bron van ‘t eiland.
7. Water aan boord wat drinkbaar is is alleen om van te drinken/tandenpoetsen/koken.

En het is inderdaad een beetje wennen om steeds bewust te zijn van de schaarste van basisvoorzieningen. Naast het zwemmen, snorkelen, wandelen, varen en kijken zit er veel tijd in de basisvoorwaarden van het leven aan het boord. Met water spring je inderdaad voorzichtig om als je weet dat je er een dagtaak aan hebt om het aan te vullen bij een zielig kraantje of moet wachten tot de regen komt.

In de dagen voor ons vertrek van Portobelo naar de archipel San Blas bood ik in al mijn enthousiasme aan om de watertank bij te vullen. Met twee jerrycans van 25 liter vaar ik (met een beetje geluk met het motortje, anders peddelend) naar de wal. Naast een crappy toilethok zit een kraantje waar in het water zwarte stukjes zitten. Een zeefje is dus geen overbodige luxe. Daarna sleep ik de jerrycans terug naar de dinghy en roei ze terug. Aan boord moeten de jerrycans op de kop in de tank leeglopen, waar Bart er wat druppels goedhoud-spul bij doet om enge ziektes te voorkomen. Na deze onderneming is de tank met 50 liter voor 1/5 gevuld. Ter vergelijking, in Nederland ligt het gemiddelde waterverbruik per persoon op 3 van deze tochtjes. Per dag. Een gezin van 3 personen verbruikt normaal 397 liter water per dag. Wij doen het de komende tien dagen met 250 liter. Overmatig watergebruik leer je hier snel af.

Douchen

Hetzelfde geldt voor kleding wassen en internet krijgen. Tussen de eilanden van San Blas is het op de Tutti normaal om de telefoon in een zakje de mast in te hijsen en te wachten tot het genoeg internet gevangen heeft om een appje te versturen.

Wat er op het spel staat
Dat het leven aan boord van een zeilboot niet alleen weinig comfortabel maar soms ook beangstigend is, leerde ik vlak voor Bart & Jenneke Nederland verlieten. Ik zeilde de laatste dagen mee van Lelystad via Pampus en Amsterdam naar IJmuiden. In de haven van Lelystad waren we in alle meligheid aan het bepalen welke soepkommen er wel en niet mee moesten toen we overvallen werden door een storm. Binnen een paar minuten stonden we in windkracht ellende aan touwen te trekken in de hoop de genua te redden, onze moeite ten spijt. Hij scheurde met alle geweld aan flarden nog voor ze goed en wel hun wereldreis waren begonnen.

In de San Blas was dat niet anders. Op een donkere avond vond ik mijzelf terug in mijn boxer op het voordek van Tutti vloekend en scheldend in de harde wind sjorrend aan een loodzwaar anker terwijl de regen horizontaal in mijn gezicht sneed en de zoute golven over het dek sloegen. In een heftige bui was de wind 180 graden gedraaid en flink aangewakkerd. Net op tijd kregen we door dat het anker krabde en Bart startte in allerijl de motor om te voorkomen dat we op het rif zouden raken. Terwijl Bart naar het stuurwiel greep, realiseerde hij zich dat hij die er voor het leefgemak zolang even afgeschroefd had. In alle hectiek hanneste hij dat er weer aan terwijl Jenneke met de tablet in de hand ons uit het riffen doolhof probeerde te schreeuwen. De bliksem verlichte gelukkig af en toe de eilandjes en het rif die allebei binnen gevaarsafstand van ons bleken te zijn en de dieptemeter gaf een paar seconden 0,1 meter aan. Wat mij in Nederland nog nooit was overkomen stond hier te gebeuren; mijn slaapplek stond op het spel. Het ging allemaal net goed, maar we stonden elkaar een uurtje later wel trillend en met de schrik in het lijf aan te staren op onze nieuwe ankerplek.

Maar wat doen die mensen nou de hele dag?
In Nederland vroeg iemand een keer wat Bart en Jenneke nu eigenlijk de hele dag uitvoeren. Ik wist het antwoord niet. Maar ik ben er nu geweest en kan met zekerheid zeggen: Bart & Jenneke zijn veel tijd kwijt met lamballen. Op het heetst van de dag in een hangmat op een eilandje slapen terwijl de palmbladeren ruisen en de golven zachtjes aanspoelen is geen uitzondering.

Maar er is ook een andere kant aan het bounty-eilanden-verhaal. En ik heb geleerd dat die kant niet de keerzijde is, voor mij was het misschien wel de mooiste kant van het verhaal. Leven op een zeilboot is bezig zijn met de basisvoorzieningen van het leven. In Nederland word ik opgeslokt door de stroom van het leven. Die stroom grijpt je zachtjes bij de enkels en trekt je mee in een beweging van goed betaald werk, betere en mooiere spulletjes, autootje voor de deur, groter en/of eigen huis, langere werkweek, beter betaalde maar minder leuke baan, nog meer comfort kopen voor de druk van die baan etc…

Ik ben een beetje bang geworden voor al teveel comfort. In Panama denk ik gevonden te hebben waarom: in een leven met comfort staat er niet zoveel op het spel en voel ik de dreiging in een mentale comateuze toestand terecht te komen. Het ontbreekt je aan niets en je doet fantastische dingen maar houdt het gevoel niet echt deel te nemen aan het leven.

De was doen bij het kraantje

De indiaan
Het is 18:00 uur, de dag is bijna voorbij en de regen valt met dikke, koude druppels uit de hemel en op mijn huid. Een rilling gaat over mijn rug, het plakkerige zoute zweet van de dag vermengd zich met de zoete water en baant zich een weg naar de beneden langs de sneetjes en schrammetjes van de dag. Op mijn hurken kijk ik vanaf de boeg uit over het water waar een Kuna traag peddelend in zijn houten kano door de regen gaat, met zijn rechterhand het gevallen water uit de boot hozend. Zijn gezicht is donkerbruin, zijn haar zwart en zijn huid van oude leren rimpeligheid waar tientallen jaar leven over is gegaan. Wij kijken elkaar even in de ogen en dan richt hij zijn blik op de horizon, steekt de peddel krachtig in het water en koerst op het kleine eilandje dat zich achter de regen verborgen houdt.