Elke zomer brengt een merel in onze tuin een nest met jongen groot. Die moeten veel eten. De merel heeft de gewoonte om de frambozen te pakken vlak voordat ze echt rijp zijn. Als ik geen net span hebben wij niets, dat zou jammer zijn. Wij leven ’s zomers ook in de tuin en ik heb de struik nota bene zelf geplant. Maar als ik de struik volledig afdek hebben de merels niets. Ik dek struik half af. Het is heerlijk om af en toe frambozen uit eigen tuin te eten, lekker bij de yoghurt. Maar de merels zijn afhankelijk van dit soort voedsel.
Onze kippen delen zo al jaren hun eten. ’s Winters komen er duiven, roodborstjes en koolmezen mee eten met het graan van de kippen. Terwijl ik in de woonkamer in m’n eentje ontbijt eten zij buiten gezellig met z’n allen.

Na het ontbijt fiets ik naar het bos. De week is begonnen, iedereen is weer aan het werk. Op maandagochtend is er vrijwel niemand in het bos. Hoe stiller hoe beter. Dan voelt het een beetje als míjn gebied. Soms reageren mensen instemmend: ‘Ja, fijn hé, even lekker je hoofd leeg maken’? Dat heb ik nooit begrepen. Ik kom er om mijn gedachten te laten stromen. Het is voor mij een plek waar ik naar hartenlust kan genieten en kan mijmeren over het leven.
Als ik over de IJsselbrug terug naar Zwolle fiets zie ik elke keer het bord ‘Ruimte voor de Rivier’ staan. Het is een groot landelijk project waarbij de eeuwenlange strijd tegen het water gewoon doorgaat. Toch klinkt ‘Ruimte voor de Rivier’ veel vriendelijker dan strijd. Blijkbaar heeft de rivier meer ruimte nodig en die wordt hem gegeven. In dit project moet de natuur niet wijken voor de zoveelste snelweg of woonwijk, maar moeten huizen verplaatst worden om de natuur meer ruimte te geven. Misschien doen we dat wel te weinig en zetten we te pas en te onpas de natuur aan de kant. De mens heeft immers ruimte nodig en die neemt hij graag. Zelfs als we alleen even komen kijken.

Ik hoorde dat er op Spitsbergen een eigenaardig gebod geldt. Als je de wal op gaat moet je in bezit zijn van een wapen. Want mocht je een ijsbeer tegenkomen en de situatie wordt penibel, moet je kunnen schieten. Anders gezegd: als je als gast het land betreedt en je komt de vaste bewoners tegen moet je ze – als dat nodig is – kunnen vermoorden.
Zo klinkt het voor mij erg cru. Misschien omdat de verhoudingen ineens duidelijker worden. Hoe verhouden wij ons eigenlijk tot de dieren en de natuur? Moet alles wijken voor de mens?  Als je het risico niet wilt lopen om de vaste bewoners te ontmoeten kun je ook thuisblijven. Beter dan vermoorden.

Op Spitsbergen zou ik mij te gast voelen met al die ijsberen. Maar als ik op maandagochtend door het bos loop voel ik mij daar thuis. Toch is dat gevoel langzamerhand aan het verdwijnen. Ik besef mij steeds meer dat het niet mijn thuis is. Het is het domein van de planten, bomen en dieren. Zij leven er, ik kom er alleen even kijken. De stad is van de mens, het bos van de dieren.
En onze tuin dan? Met al die vogels, muizen, egels, wespen, vlinders en mieren? Zelfs daar voel ik mij te gast. Ik denk dat de merel het mij geleerd heeft. Een huis kan je bezit worden, daar maakt het niet uit wat je verft of sloopt, maar met een tuin ligt dat anders. Dat is een stukje natuur waar je op mag passen. Voordat wij hier kwamen wonen waren de dieren er al en als wij dit zomer vertrekken zullen zij blijven. Het is immers hun leefgebied.
Ik hoop dat de volgende bewoners de framboos en de druif laten staan.
Eet smakelijk merels!